Anders dan bij een contract onder de UAV 2012, is het uitgangspunt bij een contract onder de UAV-GC 2005 dat de Opdrachtgever geen dagelijkse controle houdt (of laat houden) op de technische uitwerking (‘engineering’) van het ontwerp. De opdrachtnemende partij (D&B aanbieder) is immers volledig verantwoordelijk voor de kwaliteitsborging van zijn eigen werkzaamheden. Dat wil niet zeggen dat u als Opdrachtgever helemaal geen invloed hebt op de kwaliteit van de engineering. U kunt immers bij de contractvorming een Projectkwaliteitsplan en/of een Keuringsplan Ontwerp- en Engineeringswerkzaamheden en keuringsrapporten ter acceptatie uitvragen (zie ook de borgingsactie Projectkwaliteitsplan uitvragen). Beoordeel deze documenten kritisch, voordat u ze accepteert. Geven ze u voldoende vertrouwen dat de opdrachtnemer zijn verplichtingen uit de overeenkomst nakomt? Zo niet, dan moet u schriftelijk beargumenteren waarom u de documenten/informatie niet accepteert. De opdrachtnemer moet dan betere plannen voorleggen. In keuringsplannen die de Opdrachtnemer ter acceptatie indient, kunt u desgewenst ‘stop- en bijwoonpunten’ vermelden. Op die momenten in het ontwerp- of engineeringsproces kunt u toetsen of deelresultaten aan de gestelde eisen voldoen en deze  al dan niet ‘accepteren’.

Daarnaast bent u als Opdrachtgever bevoegd om de kwaliteitsborging van de Opdrachtnemer te toetsen. Dat kan bijvoorbeeld door steekproefsgewijs te toetsen of de Opdrachtnemer werkt conform het geaccepteerde Projectkwaliteitsplan. U bent overigens niet verplicht om gebruik te maken van deze toetsingsbevoegdheid. Zie verder ook de UAV-GC 2005, paragraaf 21 t/m 23.

Het toetsen van de engineering gebeurt dus niet namens de Opdrachtgever, maar namens de D&B-aanbieder, als onderdeel van diens kwaliteitsborgingssysteem. De D&B aanbieder dient professionele, deskundige toetsing te regelen en de gerealiseerde kwaliteit aantoonbaar vast te leggen. Voor gevolgklassen CC1 tot en met CC2b kan worden volstaan met ’onafhankelijke’ toetsing uit de eigen organisatie. Voor gevolgklasse CC3 wordt geadviseerd om een externe, onafhankelijke toetser in te schakelen.

Het kan zijn dat de D&B-aanbieder ook de vergunninghouder is. In dat geval draagt hij ook de publiekrechtelijke verantwoordelijkheid voor het uitvoeren van het werk conform de verleende vergunning. Wanneer de Opdrachtgever de vergunninghouder is, draagt déze de publiekrechtelijke verantwoordelijkheid. In dat geval is het raadzaam om – als Opdrachtgever – de ontwerpend constructeur risicogestuurde, steekproefsgewijze toetsing op de engineering te laten uitvoeren.

NB: volgens de UAV-GC is de opdrachtnemende partij contractueel, dus privaatrechtelijk verantwoordelijk en aansprakelijk voor de kwaliteit van het uitgevoerde werk. Na de inwerkingtreding van de Wet kwaliteitsborging bouw zullen die verantwoordelijkheid en aansprakelijkheid ook wettelijk, dus publiekrechtelijk zijn verankerd. Zie voor meer informatie de site van het Instituut Bouwkwaliteit en het KPCV-document “Borging van Constructieve Veiligheid onder de Wkb”..