Meer dan de helft van de bouwfouten ontstaat in de ontwerpfase, ook wat betreft de constructies. Het blijkt dat de kwaliteitszorg bij constructieadviesbureaus gemiddeld genomen nog te wensen overlaat. Medewerkers zijn niet altijd op de klus berekend, men vertrouwt teveel op het eigen vakmanschap of op de rekensoftware. Te vaak gaan tekeningen, berekeningen en bestekspecificaties de deur uit zonder adequate, interne controle. Soms rekent de ontwerpend constructeur erop dat het bevoegd gezag – of in het geval van een Wkb-project de onafhankelijke kwaliteitsborger – toch nog controleert. Het feit dat het bevoegd gezag en/of de kwaliteitsborger controleren, ontslaat ontwerpende partijen niet van de plicht om aan eigen interne kwaliteitsborging te doen. Integendeel: naarmate de interne kwaliteitsborging beter en aantoonbaar op orde is, zal de kwaliteitsborger meer vertrouwen kunnen hebben dat aan de regelgeving wordt voldaan en kunnen kosten voor de opdrachtgever worden bespaard (zie ook “Borging van constructieve veiligheid onder de Wkb”). Het is de wettelijke verantwoordelijkheid van de aanvrager van de omgevingsvergunning om ervoor te zorgen en aan te tonen dat aan de eisen van constructieve veiligheid wordt voldaan! Systematische en aantoonbare interne kwaliteitszorg bij het betrokken constructieadviesbureau is daarom een must.

Systematische en aantoonbare interne kwaliteitszorg is een must!

Het ‘inregelen’ van de kwaliteitszorg rond het constructief ontwerp is onder andere afhankelijk van de organisatie van het bouwproces en de ‘gevolgklasse’ waarin het bouwwerk volgens NEN-EN 1990 valt. Dat inregelen moet gebeuren in het Projectkwaliteitsplan voor de ontwerpfase. Om te beginnen moet u daarin de interne taken en verantwoordelijkheden voor een project eenduidig vastleggen. Het moet voor iedereen glashelder zijn wie over welke aspecten van het constructief ontwerp mag beslissen. Daarnaast dient u vast te leggen hoe uw bureau de (interne) kwaliteitscontrole van het ontwerp organiseert en documenteert. Vast uitgangspunt is dat het ontwerpteam, bestaande uit bijvoorbeeld de ontwerpend constructeur, de projectleider en een tekenaar, het eigen werk controleert. U moet als ontwerpend constructeur zelf de supervisie houden. Verder is het belangrijk om voor projecten die in Consequence Class CC2 vallen (zie borgingsactie Consequence Classes) een ‘collegiale toets’ te organiseren voordat stukken de deur uitgaan. Dat wil zeggen dat een collega-constructeur die niet bij het project is betrokken, nog eens kritisch naar het ontwerp en de berekeningen kijkt (het zogenaamde ‘vier-ogenprincipe’). Aanbeveling is om dat ook voor  CC1 te doen. Voor projecten in CC3 wordt controle door een extern deskundige aanbevolen. Dit moet een gekwalificeerde persoon zijn van minimaal het niveau van raadgevend ingenieur.

Interne kwaliteitscontrole volgens het vier-ogen-principe
Interne kwaliteitscontrole volgens het vier-ogen-principe

De beschreven aanpak van de kwaliteitscontrole is gebaseerd op Bijlage B van NEN-EN 1990. Het aanbevolen niveau van controle van ontwerp en berekeningen is gekoppeld aan de gevolgklasse (CC3, CC2 of CC1) en de betrouwbaarheidsklasse (RC3, RC2 of RC1) die gelden voor het bouwwerk. De niveaus zijn weergegeven in onderstaande tabel.

Niveau van ontwerp- en berekenings-supervisie DSL* Aard Aanbevolen minimumeisen voor het controleren van berekeningen, tekeningen en bestekken
DSL3 m.b.t. RC3** Uitgebreide supervisie Controle door derden:
controle uitgevoerd door een andere organisatie dan die het ontwerp en de berekening heeft gemaakt
DSL2 m.b.t. RC2 Normale supervisie Controle door andere personen dan die oorspronkelijk verantwoordelijk waren en volgens de werkwijze van de organisatie
DSL1 m.b.t. RC1 Normale supervisie Eigen controle:
Controle door de persoon die het ontwerp en de berekening heeft gemaakt.

* DSL is de afkorting van Design Supervision Level
** RC3, RC2 en RC1 vallen samen met respectievelijk CC3, CC2 en CC1

Het gebruik van digitale tools voor het ontwerpen en berekenen van constructies vraagt specifieke aandacht, vooral als het gaat om zelf ontwikkelde software. De KPCV Taakgroep Digitale Ontwikkelingen zette de voor- en nadelen van digitale tools op een rij en formuleerde onder andere aanbevelingen voor de bijbehorende kwaliteitsborging. Zie hiervoor het document “Voor- en nadelen van digitalisering voor constructieve veiligheid”.

Uit onderzoek blijkt, dat bij projecten waarin consequent risicomanagement wordt toegepast, de constructieve veiligheid het best is geborgd. Maak daarom voor ieder project een goede risicoanalyse. Richt kwaliteitscontroles primair op de onderdelen van het constructief ontwerp met de grootste risico’s. Denk bijvoorbeeld aan bijzondere belastingen en zettingen, robuustheid van het ontwerp, gevoeligheid voor bouwafwijkingen, enzovoort. Let wel: alles moet worden gecontroleerd, niet alleen de risicovolle onderdelen van het ontwerp!