Minimaal in te dienen: Definitief Ontwerp Constructies
Tegenwoordig wordt de omgevingsvergunning voor projecten in de Gevolgklassen 2 en 3 doorgaans aangevraagd op basis van het Definitief Ontwerp. Op dat moment is nog niet alle informatie beschikbaar die u volgens de Ministeriële regeling omgevingsrecht (Mor) moet indienen om een omgevingsvergunning voor een bouwactiviteit te verkrijgen. De Mor biedt de mogelijkheid om bepaalde informatie later in te dienen.
In onderling overleg zijn de opstellers van de Mor, de Standaardtaakbeschrijving van BNA en NLingenieurs en van dit Kennisportaal overeengekomen, dat de informatie die u omtrent de constructie bij de aanvraag in ieder geval moet indienen, minimaal het niveau moet hebben van het Definitief Ontwerp Constructies zoals dat in de Standaardtaakbeschrijving (c.q. de STB constructies 2019) is gedefinieerd. Alle andere informatie die de Mor voor constructies voorschrijft, mag dan naderhand worden ingediend. De aanvrager moet moet wel verzoeken om deze informatie later in te dienen. Het bevoegd gezag kan dit verzoek niet weigeren, maar weet dan wel of de gegevens nog volgen of dat de aanvrager van mening is dat de aanvraag al compleet is.
Het is de verantwoordelijkheid van de aanvrager van de vergunning – in de meeste gevallen de opdrachtgever, maar het kan ook een andere partij zijn – om aannemelijk te maken dat het bouwplan voldoet aan het Bouwbesluit. De taak van het bevoegd gezag is niet om het bouwplan in detail te toetsen aan het Bouwbesluit, maar om te toetsen of u als aanvrager voldoende aannemelijk hebt gemaakt dat het plan voldoet. Het is dus belangrijk om het bouwplan vóór indiening te toetsen aan het Bouwbesluit. U kunt dat aan uw adviseurs opdragen of bijvoorbeeld een TIS (Technical Inspections Service) inschakelen.
NB: Vanaf 1 januari 2024 is de Wet kwaliteitsborging voor het bouwen (Wkb) van kracht voor bouwwerken in Gevolgklasse 1. Daarmee is de preventieve toets door het bevoegd gezag voor deze categorie gebouwen vervallen. De markt wordt geacht zelf in te staan voor de geleverde kwaliteit. De initiatiefnemer moet een onafhankelijke kwaliteitsborger aanstellen. Deze moet met een zogenaamd ’toegelaten instrument’ toetsen of het bouwwerk volgens de regels van het Bouwbesluit wordt gebouwd. Uiterlijk vier weken voor de start bouw moet de initiatiefnemer hiervan een melding doen bij het bevoegd gezag. Die melding moet vergezeld gaan van onder meer een risicobeoordeling en borgingsplan van de kwaliteitsborger. De vergunninghouder hoeft geen ontwerp mee te sturen, maar de ervaring uit Wkb proefprojecten blijkt dat de kwaliteitsborger eigenlijk pas een goede risicobeoordeling en borgingsplan kan maken op basis van relatief ver uitgewerkt ontwerp. Ook uit de indieningstermijn van de melding is af te leiden dat het Uitvoeringsgereed Ontwerp dan vergevorderd, zo niet afgerond moet zijn. Zie verder ook het document “Borging van constructieve veiligheid onder de Wkb”.