Na bijna twee jaar uitstel  heeft de Eerste Kamer op 14 mei 2019 de wet Kwaliteitsborging voor het bouwen aanvaard. Na de vele discussies en debatten die de afgelopen jaren over het wetsvoorstel zijn gevoerd, bleven de fracties van CDA, ChristenUnie, SP en PVV grote moeite houden met het nieuwe stelsel voor de bouw: zij stemden tegen.

De Kamer debatteerde 23 april in derde termijn met minister Ollongren van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over het wetsvoorstel. De plenaire behandeling was op 11 juli 2017 op verzoek de toenmalige minister Plasterk aangehouden, nadat hem was gebleken dat het wetsvoorstel niet op een meerderheid kon rekenen. Zijn opvolgster minister Ollongren heeft de Kamer naar aanleiding van het debat op 23 april een brief gestuurd in antwoord op bepaalde vragen vanuit de Kamer. Deze brief heeft nu dus een meerderheid in de Eerste Kamer kunnen overtuigen. Zo niet belangrijke stakeholders in de sector, zoals Bouwend Nederland en de Vereniging Bouw- en Woningtoezicht Nederland. Zij blijven kritisch; zie ook ons eerdere  nieuwsbericht hierover.

Op de eigen website benadrukt de Eerste Kamer dat met de stelselwijziging voor het bouwtoezicht vooral wordt beoogd de positie van de bouwconsument te versterken. Een aspect dat in de discussies binnen de sector nog wel eens onder sneeuwt.

Citaat: “Dit wetsvoorstel regelt de invoering van een nieuw stelsel van kwaliteitsborging voor het bouwen. Hiermee wordt de positie van de particuliere en de zakelijke bouwconsument versterkt. Door de toenemende complexiteit in de bouw is herziening van het huidige stelsel van kwaliteitsborging noodzakelijk. Hiermee wordt de relatie tussen de opdrachtgever, de bouwconsument, en de bouwende partijen evenwichtiger.

Bij de oplevering van het bouwwerk moet de aannemer aantonen dat aan de regelgeving is voldaan. Wanneer bij oplevering blijkt dat een bouwwerk niet volgens de regelgeving en gemaakte afspraken is gebouwd krijgen opdrachtgevers betere mogelijkheden om de aannemer aan te sporen tot herstelwerkzaamheden. Ook informeert de aannemer de klant over de manier waarop risico’s tegen schade door het niet nakomen van de verplichtingen en de gebreken na de oplevering zijn afgedekt. Daarbij wordt het opschortingsrecht van de particuliere opdrachtgever aangescherpt. Het depotbedrag wordt pas door de notaris in de macht van de aannemer gebracht, nadat de opdrachtgever in de gelegenheid is gesteld aan te geven of hij van dat opschortingsrecht gebruik wenst te maken.”

(Bron: https://www.eerstekamer.nl/nieuws/20190514/wet_kwaliteitsborging_bouwen)

Eerder dit jaar sloot Minister Ollongren met de VNG een bestuursakkoord over de invoering van de Wkb. Daarin werd onder meer afgesproken dat het vernieuwde toezicht in eerste instantie gaat gelden voor eenvoudige bouwwerken in de laagste risicoklasse. Voorafgaand aan de inwerkingtreding van de wet, doen de VNG en BZK een groot aantal proefprojecten (streven: 10% van de vergunningverleningen). Met deze projecten wordt de werking van het stelsel verfijnd en kunnen gemeenten, bouwers en toezichthouders zich inhoudelijk en qua capaciteit, goed voorbereiden op de invoering van het stelsel. Ook kan de wet volgens het akkoord alleen in werking treden, als er voldoende waarborgen zijn dat de bouwprojecten onder het nieuwe stelsel doorgang kunnen vinden. De ondersteunende ICT dient op tijd op orde te zijn, er moeten voldoende gecertificeerde kwaliteitsborgers beschikbaar zijn en de toelatingsorganisatie die zorgt voor toezicht op de werking van het stelsel, moet van start zijn gegaan. Zie ook het artikel over het bestuursakkoord.