(Te) veel wapening in nieuwe constructies?
Rob Vergoossen
Expert bruggenbouw, Royal HaskoningDHV
In de hedendaagse bouwpraktijk lijkt een trend om (overmatig) veel stalen wapening in betonconstructies te gebruiken. Dit is een fenomeen waarbij (uit voorzorg) staal wordt toegevoegd, ondanks dat dit voor de constructieve veiligheid niet altijd noodzakelijk is. Voorbeelden zijn bekend van een zodanig dichte wapening, dat (pre)fabriceren en/of betonstorten een bijzondere uitdaging wordt. De oorsprong van deze praktijk kan worden herleid tot een combinatie van factoren, waaronder:
- angst voor constructief falen;
- een gebrek aan kennis over alternatieve berekeningsmethoden die de constructieve veiligheid kunnen garanderen met een lager wapeningspercentage;
- de organisatie van het ontwerpproces met een optimalisatie van de ontwerpkosten.
De beschikbare budgetten voor engineering bieden dikwijls weinig ruimte voor optimalisaties van het constructief ontwerp. Het gevolg is dat constructeurs dan maar ‘op zeker’ gaan, ook om discussies met toetsers en/of bevoegd gezag te voorkomen.
Ik merk op dat oudere bruggen en viaducten aanzienlijk minder wapening bevatten dan moderne ontwerpen. Dit roept vragen op over de noodzaak van de huidige hoeveelheden staal die worden gebruikt. Het is bekend dat staal, na cement, de grootste bijdrage levert aan CO2-uitstoot binnen de betonindustrie. Daarom is het van cruciaal belang om de hoeveelheid staal in constructies te heroverwegen, niet alleen vanuit een economisch perspectief, maar ook om de duurzaamheid van de bouwsector te verbeteren.
De Eurocode, een reeks normen die de constructieve veiligheid binnen Europa reguleert, biedt alternatieve regels die minder wapening toestaan. Echter, veel constructeurs zijn niet bekend met deze alternatieven of missen de ervaring om ze toe te passen. Dit resulteert in een standaardaanpak waarbij de voorkeur wordt gegeven aan meer wapening, wat vaak onnodig is en leidt tot hogere kosten en milieu-impact. Ook worden alternatieve berekeningswijzen die opgenomen zijn in de Eurocode, door de Nederlandse nationale bijlagen of richtlijnen van opdrachtgevers niet altijd toegestaan.
Het is daarom essentieel dat kennis en ervaring op het gebied van constructieve veiligheid worden vergroot. Communities of Practice (CoP), zoals geïnitieerd door Rijkswaterstaat en de Betonvereniging, spelen een sleutelrol in het verspreiden van deze kennis. Door het delen van expertise en het stimuleren van innovatieve bouwtechnieken en alternatieve berekeningswijzen, kunnen constructeurs leren om efficiënter en duurzamer te bouwen. Ook kunnen bouwblokken/elementen, zoals stootplaten, landhoofden of prefab liggers meer gestandaardiseerd of in ieder geval meer geüniformeerd worden berekend. Opdrachtgevers zouden dit samen met de ingenieursbureaus en aannemers kunnen oppakken.

In het licht van klimaatverandering en de noodzaak voor duurzame ontwikkeling, is het tijd om de huidige bouwpraktijken en berekeningswijzen te herzien. Het verminderen van wapening tot een voor de constructieve veiligheid minimaal benodigde, is een stap in de goede richting. Het zal niet alleen leiden tot een vermindering van de CO2-uitstoot, maar ook tot een meer kostenbewuste en milieuvriendelijke bouwsector. Het is tijd dat de bouwindustrie deze uitdaging aangaat en een nieuwe standaard zet voor toekomstige generaties. Zouden we het net zo goed, of zelfs beter kunnen als vroeger?
Noot van de redactie: Rob Vergoossen zal op 21 november 2024 op het Betonevent in de Van Nelle fabriek te Rotterdam, namens de CoP ‘Angstwapening’ , een poster/presentatie verzorgen over dit onderwerp.