Het komt met regelmaat voor, dat bij de bouwaanvraag geen of onvoldoende informatie over de constructie wordt ingediend. Het is aanvaardbaar om veel constructieve gegevens te bestempelen als ‘nader in te dienen gegevens’, zoals bedoeld in artikel 2.7 lid 1 van de Mor. Maar de regelgeving geeft ook aan, dat de aanvrager bij eerste indiening wel duidelijkheid moet geven over de ‘hoofdlijn van de constructie, dan wel het constructieprincipe’. De constructeursbranche en de regelgever hebben afgesproken, dat daartoe minimaal een ‘Definitief Ontwerp Constructie’ moet worden geleverd, zoals gedefinieerd in de Standaardtaakbeschrijving van BNA en NLingenieurs (zie de STB Constructies 2019). Omwille van de consistentie van beleid én omwille van de constructieve veiligheid, is het noodzakelijk deze afspraak zo strikt mogelijk te handhaven, zeker bij de wat grotere projecten.

Neem een bouwaanvraag niet in behandeling als er geen 'Definitief Ontwerp Constructies' conform de STB is

Dat houdt in, dat u als bevoegd gezag een bouwaanvraag die niet vergezeld gaat van de informatie die volgens STB Constructies 2019 noodzakelijk is voor het ‘Definitief Ontwerp Constructie’, niet in behandeling moet nemen vóórdat de aanvrager de ontbrekende gegevens alsnog verstrekt. Zie voor de te volgen handelwijze, termijnen en voorbeeldbrieven de “Brieffragmenten & Modelbrieven”.
(NB: deze brieffragmenten en modelbrieven komen uit de notitie “Taken, Verantwoordelijkheden, Bevoegdheden BWT” van de Vereniging BWT Nederland uit 2008, maar zijn aangepast aan de huidige regelgeving. Voor het overige is de informatie uit deze notitie  nog steeds actueel).

Wanneer een gecertificeerd bureau de technische toetsing verzorgt, hoort het beoordelen van de ontvankelijkheid voor dat deel van de bouwplantoetsing tevens tot diens verantwoordelijkheid op grond van de BRL 5019. Het preadvies aan het bevoegd gezag (rapportage) geeft daarin inzicht.